Afdeling bestuursrechtspraak vraagt conclusie in zaken over ‘kinderpardon’

Gepubliceerd op 23 februari 2022

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft een conclusie gevraagd aan staatsraad advocaat-generaal Rob Widdershoven in twee vreemdelingenzaken die gaan over de zogenoemde Afsluitingsregeling. Deze regeling van januari 2019 is voor de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het beoogde sluitstuk van regelingen voor kinderen die langdurig in Nederland verblijven. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft nog niet veel uitspraken gedaan over de Afsluitingsregeling, terwijl het onderwerp in de rechtspraktijk veel aandacht krijgt.

Achtergrond

Met de Afsluitingsregeling wil de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid deze kinderen onder bepaalde voorwaarden een verblijfsvergunning verlenen. In de twee concrete rechtszaken waarin de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak moet doen, heeft de staatssecretaris een contra‑indicatie van toepassing geacht. Dat betekent dat de kinderen en hun gezinsleden toch geen vergunning krijgen, hoewel ze aan de andere voorwaarden van de Afsluitingsregeling voldoen. Aanvragen worden beoordeeld 'in de context van het gezin'. Dat houdt in dat de staatssecretaris een verblijfsvergunning verleent aan gezinsleden als het kind een verblijfsvergunning krijgt. Maar het houdt ook in dat niemand van het gezin een verblijfsvergunning krijgt, als op een van de gezinsleden een contra‑indicatie van toepassing is. In de ene zaak heeft een gezinslid de identiteit niet kunnen aantonen en in de andere zaak vormt een gezinslid een gevaar voor de openbare orde. In beide gevallen krijgt niemand van het gezin een verblijfsvergunning. Centrale vraag in beide zaken is of de staatssecretaris de aanvragen om deze reden heeft kunnen afwijzen. Het gaat dan niet alleen om de beleidskeuze om de Afsluitingsregeling op deze manier vorm te geven, maar ook om de vraag of de toepassing van de Afsluitingsregeling in deze concrete zaken evenredig is.

Verzoek aan de staatsraad advocaat-generaal

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak vraagt de staatsraad advocaat-generaal een conclusie te nemen over de contra-indicaties in de Afsluitingsregeling en het evenredigheidsbeginsel in artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De staatsraad advocaat-generaal wordt gevraagd in zijn conclusie in te gaan op de belangen van het kind, zoals ook beschermd door internationale verdragen, op de omstandigheid dat de staatssecretaris aanvragen beoordeelt 'in de context van het gezin' en dat de Afsluitingsregeling begunstigend beleid bevat. Ook wordt de staatsraad advocaat-generaal verzocht in zijn conclusie de volgende vragen te beantwoorden:

  1. Moet de toepasselijkheid van een contra‑indicatie altijd leiden tot het onthouden van een verblijfsvergunning aan het gehele gezin? Als aan de overige gezinsleden toch een verblijfsvergunning zou moeten worden verleend, is er ondanks de beoordeling van de aanvraag 'in de context van het gezin' ruimte voor de staatssecretaris om een verblijfsvergunning te weigeren aan alleen het gezinslid op wie de contra‑indicatie van toepassing is? Welke betekenis komt daarbij toe aan de aard en ernst van het tegengeworpen gedrag?
  2. Moet onderscheid worden gemaakt tussen minderjarige kinderen en kinderen die inmiddels meerderjarig zijn? Zo ja, hoe moet dit onderscheid in de beoordeling en toetsing worden vormgegeven, tegen de achtergrond van het evenredigheidsbeginsel?
  3. Op welke manier moet bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel rekening worden gehouden met de omstandigheid dat sprake is van begunstigend beleid?

Vier conclusies over het evenredigheidsbeginsel

Deze conclusie past in een serie van vier conclusies over toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. In de conclusie van Wattel en Widdershoven van juli 2021 is in algemene zin ingegaan op de toetsing door de bestuursrechter van besluiten aan het evenredigheidsbeginsel. Daarin kwam de toetsing van wetten in formele zin, van lagere wetgeving, van beleidsregels en van beschikkingen aan de orde. In de uitspraak van 2 februari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak een algemeen kader geformuleerd voor toetsing van beschikkingen aan het evenredigheidsbeginsel. In zijn conclusie van 16 februari 2022 is staatsraad advocaat-generaal Wattel ingegaan op de toetsing van lagere wetgeving aan het evenredigheidsbeginsel. Vandaag (22 februari 2022) volgen de conclusieverzoeken aan staatsraden advocaat-generaal Widdershoven en Snijders over de toetsing van beleidsregels respectievelijk wetten in formele zin aan het evenredigheidsbeginsel.

Wat is een conclusie en wat is het nut ervan?

Een conclusie is een juridisch advies aan de Afdeling bestuursrechtspraak en draagt bij aan de rechtsontwikkeling. Een staatsraad advocaat-generaal kan in een conclusie een rechtsvraag in een bredere maatschappelijke en juridische context plaatsen, de stand van de rechtspraak evalueren en aanbevelingen doen om bestaande rechtspraak te nuanceren of bij te stellen. De Afdeling bestuursrechtspraak is niet gebonden aan het advies, maar laat dit bij haar oordeel wel zwaar wegen. De mogelijkheid voor de bestuursrechter om een conclusie te vragen staat sinds 2013 in de Algemene wet bestuursrecht en wordt door de Afdeling bestuursrechtspraak sindsdien regelmatig gebruikt.

Verdere verloop van de procedure

De Afdeling bestuursrechtspraak behandelt deze twee vreemdelingenzaken later nog op een zitting. Na de zitting heeft de staatsraad advocaat-generaal zes weken de tijd om een conclusie te nemen. Partijen krijgen vervolgens de gelegenheid om daarop schriftelijk te reageren. Daarna zal de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak doen in deze zaken.